“In plaats van over elkaar heen te buitelen in discussies over vergroening aan de achterkant, moet het probleem worden aangepakt aan de voorkant: het inkomen van de boer.” Prima tekst van Joris Lohman en Hidde Boersma 10 juli dit jaar in de Volkskrant.
Misschien wordt u er ook een beetje moe van. Moe van al die verhalen over wat er mis is in de landbouw en wat er allemaal moet veranderen. Klimaat, stikstof, biodiversiteit, waterkwaliteit, ja zelfs droogte, de landbouw is probleemveroorzaker en moet veranderen. Er is een wildgroei aan probleemanalyses, toekomstvisies, transitieplannen en veranderstrategieën. Er blijken legioenen deskundigen te bestaan die precies weten hoe het in de landbouw allemaal anders moet. Al die verhalen kunnen steevast rekenen op veel aandacht en adhesie van opiniemakers in de media. Zucht.
Om niet al te veroordelend over te komen eindigen veel van die verhalen met de obligate constatering ‘maar daar moet natuurlijk wel een goed inkomen voor de boer tegenover staan’. Over hoe dat goede inkomen dan tot stand moet komen heeft men doorgaans een beduidend minder gedetailleerde visie dan over alles wat die boer verkeerd doet en anders moet gaan doen. Veel verder dan een winkeltje aan huis komt men vaak niet. ‘Gestapelde beloningen’ is de laatste tijd het nieuwe populaire begrip. Klinkt goed, maar wie nu wat gaat stapelen?
Het enige steekhoudende rapport over dit onderwerp dat ik ken werd een jaar geleden geproduceerd door de taskforce verdienvermogen. ‘Goed boeren kunnen boeren niet alleen,’ luidt de terechte titel. In dat rapport wordt een geloofwaardige ‘stapel beloningen’ voorgesteld. Kleinschalig wordt hier en daar over de uitwerking daarvan nagedacht.
Hidde en Joris hebben gelijk. De verandering in de landbouw staat of valt met het verdienvermogen van de boer. En dat verdienvermogen wordt bepaald door de keuzes van markt en politiek. Zij zijn voedsel als een random industrieel product gaan behandelen. En dan eindig je dus met industriële landbouw. Wat had je anders kunnen verwachten? Willen we dat niet, dan zal op sturingsniveau de verandering moeten beginnen. Ofwel, een transitie in de landbouw is een illusie zonder een transitie op institutioneel sturingsniveau.
Volgens mij zijn de veranderingsbereidheid en veranderingsbekwaamheid van de boer grosso modo niet het probleem. Dat is een peulenschil vergeleken bij verandering van markt en overheidsbeleid. Maar hoe groot is op dat niveau de veranderingsbereidheid en de veranderingsbekwaamheid? Electoraal stelt de landbouw niks voor en met hogere belastingen en voedselprijzen maakt een overheid zich niet populair en heb je in de markt een probleem. Kortom, een duivels dilemma. We moeten veranderen, maar lijken collectief onmachtig om te veranderen.
Kan innovatie hier nieuw licht laten schijnen? Courage wil een poging doen. We proberen bij te dragen aan het perspectief van de melkveehouderij door het vergroten van haar maatschappelijke toegevoegde waarde. En we willen daarbij meer nadruk gaan leggen op systeemveranderingen die bijdragen aan betere verdiensten voor de boer. Met projecten als Land van Waarde, Gezonde Partners en Koetopia proberen we dat al concreet te maken. In dit spoor willen we verder, samen met boeren, ketenpartijen en overheden. Met een groep boeren maken we momenteel al nieuwe plannen. U hoort van ons!
Carel de Vries
Programmamanager Courage
Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief